1. De juiste gang van zaken tijdens het bieden

1.6. Uitleg (art. 20F)

Tijdens het spelen mag iedere speler die aan de beurt is, vragen naar de betekenis van iedere bieding van de tegenstander. Hij vraagt dit aan de partner van degene die de bieding heeft gedaan (art. 20F).

Tijdens het bieden (en ook daarna) kan het zijn, dat een speler om zelf een actie te kunnen ondernemen moet weten wat de actie van de tegenpartij betekent.
Een actie kan een bieding zijn, maar ook het spelen van een kaart.

  • Is de 2♠-opening sterk of zwak?
  • Is de 2♦-opening mancheforcing of multicoloured?

Een speler kan hiervoor op de systeemkaart kijken. Dit mag alleen als die speler aan de beurt is en ook alleen dan mag hij om die informatie vragen aan de partner van degene die de bieding heeft gedaan (art. 40B2ciii). Die speler moet verplicht volledige uitleg geven.

Dit is een basisbeginsel van het bridgespel: de afspraken m.b.t. bieden en spelen zijn volledig open en toegankelijk voor de tegenstander.
De uitleg moet volledig zijn. 'Echt' is niet genoeg als het moet zijn 'echt en minstens een vijfkaart'. '15-17' is niet genoeg als hij het vaker ook met 14 punten doet.

Een speler mag ook vragen stellen over biedingen die niet gedaan zijn. Als er een gewoon volgbod is gedaan, kan de vraag wat een sprongvolgbod zou hebben betekend (zwak of sterk) van belang zijn. De vraag is eigenlijk welke handen er in het gewone volgbod zitten en welke niet. Vragen over biedingen die helemaal niet van toepassing zijn, horen niet tijdens het spel gesteld te worden. Het is ongeoorloofd vragen ten behoeve van de partner te stellen of verkeerde antwoorden uit te lokken.